“Peter en ik waren een paar maanden aan het daten en ik vond hem echt leuk. Tijdens een lunch met een goede vriendin die hem ook kent, zei zij: ‘Als je met hem verder wilt, moet je eerlijk zijn.’ Ik wist dat ze gelijk had. Als ik iets had geleerd van mijn vorige relatie, dan was het hoe slopend het is om met een geheim rond te lopen. Elf jaar was ik bij mijn ex geweest en nooit durfde ik hem de waarheid te vertellen. Ik dacht: als ik zeg dat ik mijn haren uittrek en een haarwerk draag, verlaat hij me. En wie wil me dan nog? Al die jaren verstopte ik me in de badkamer als ik mijn haarwerk moest wassen. Als we op vakantie gingen, stopte ik stiekem extra plakstrips en schoonmaakmiddel voor mijn haarwerk in de koffer. Heel vermoeiend en vervelend, het voelde alsof ik hem bedroog. Achteraf denk ik dat hij wel iets vermoedde, maar hij liet het nooit merken. Ik was gebroken toen hij het uitmaakte. En nu had ik eindelijk een leuke, nieuwe vent gevonden – stond wéér dat geheim tussen ons in. Hoe eng ik het ook vond, dit keer wilde ik het anders aanpakken.
‘‘Ga zitten, ik moet je iets ergs vertellen. Als je me daarna niet meer wilt, dan snap ik dat’, zei ik tegen Peter, terwijl ik gespannen naast hem op de bank ging zitten. In mijn hoofd had ik dit moment eindeloos gerepeteerd. ‘Is er een ander?’, vroeg hij. ‘Nee, dat is het niet. Ik moet je vertellen dat ik gedeeltelijk kaal ben. Dat komt omdat ik sinds mijn twaalfde de nare gewoonte heb om mijn haren uit te trekken als ik gestrest ben. Ik wil er heel graag vanaf, maar het lukt niet om ermee te stoppen. Daarom draag ik een haarwerk.’ Zo. Het was eruit. Peter reageerde beter dan ik had durven hopen. ‘Is dat alles? Je dacht toch niet dat ik daarom bij je weg zou gaan?’, zei hij. ‘Het gaat mij om jou, Eef. Ik hou van jou en ik vind je prachtig, van binnen en van buiten. Het maakt mij totaal niet uit of je echt of nephaar hebt.’
Man, wat was ik opgelucht. Ik was 43 en voor het eerst in mijn leven had ik een man de waarheid over mezelf verteld. Ik was door een diep dal gegaan toen mijn vorige relatie stopte. Al mijn verdriet, onzekerheid, angst en woede – alles wat ik bijna dertig jaar had opgekropt – kwam eruit toen hij me verliet. Bij de psycholoog die ik via mijn werk kreeg aangeboden, gooide ik alles op tafel. Ik vertelde over mijn jeugd en dat ik veel gepest was op de basisschool. Ik was een jonge leerling, te verlegen om van me af te bijten – een gemakkelijke prooi. Al op mijn 11e ging ik naar de middelbare school, daar ging het pesten gewoon door. Ik kreeg veel last van jeugdpuistjes, volgens mijn vriendinnen was ik de lelijkste van ons groepje. Ik voelde me zó alleen en verdrietig in die tijd. Mijn ouders wisten wel dat ik doodongelukkig was op school en er waren ook wel gesprekken met leraren, maar er veranderde niets. En ineens – uit het niets – ontdekte ik iets dat me kalmeerde. Ik was 12 en zat bij mijn moeder op een krukje in de keuken, ik weet het nog precies. Met mijn vingers ging ik door mijn haren, langzaam draaide ik er eentje om mijn vinger en toen trok ik eraan. Er ging een pijnscheutje door mijn schedel, ik weet nog goed hoe lekker dat voelde. Ik zocht nog een haar op datzelfde plekje en trok die er ook uit; en toen nog een, en nog een. Na die eerste keer in de keuken kon ik er niet meer mee stoppen. Haren trekken maakte me rustig.
Mijn moeder kreeg pas in de gaten wat ik deed, toen er een kaal plekje ter grootte van een euro op mijn kruin ontstond. ‘Wat doe jíj nou?’, zei ze boos. Ze nam me meteen mee naar de kapper, maar die kon het natuurlijk ook niet oplossen. Ik schaamde me dood, terwijl ik in die kappersstoel zat en zij geschrokken op me neerkeken. Thuis reageerde ook mijn vader kwaad: wat haalde ik in mijn hoofd om mezelf zo te beschadigden? Achteraf begrijp ik de reactie van mijn ouders wel, het was gewoon onbegrip en machteloosheid. Maar ik denk dat het me meer had geholpen als ze gewoon met me gepraat hadden over hoe ik me voelde. Ik wist ook niet waarom ik het deed, ik wist alleen dat het me kalmeerde. Bij elke haar die ik uittrok, kreeg ik even een fijn gevoel. Meestal was ik een paar minuten bezig, dan zakte de drang weer. En soms begon ik dan na een kwartier weer opnieuw.
Mijn lange bos donkere krullen werd dunner en dunner. Uiteindelijk kon alleen een knot de kale plek op mijn kruin nog verbergen. Vriendinnen vroegen me weleens waarom ik mijn haar altijd en overal vast droeg, maar daar ging ik nooit op in. Ook voor vriendjes hield ik het angstvallig verborgen. Zo werd het een geheim waar ik altijd stress van had. Rond mijn 30e was de kale plek op mijn hoofd zo groot, dat mijn knot niet meer bleef zitten. Toen besloot ik op zoek te gaan naar een haarwerk. In overleg met de kapper koos ik voor een haarstuk dat met medicinale lijm op mijn eigen haar werd vastgeplakt. Hij maakte er een heel ding van: hij hing een doek over de spiegel om de spanning op te bouwen en föhnde erop los. Toen ik mezelf zag, schrok ik wel even. Wat een bos, zoveel haar had ik in jaren niet gehad! Maar ik vond het geweldig, ook al leek het niet helemaal op mijn eigen haar. Thuis sprong ik meteen onder de douche, want ik wilde weten hoe het eruit zag als het nat was. Ik vond het zó tof. Voor het eerst in lange tijd voelde ik me weer mooi en gelukkig. Helaas duurde de pret niet lang. Mijn eigen haar, dat ik rondom nog wel had, groeide natuurlijk gewoon door, waardoor het haarstuk snel los kwam te zitten. Bovendien kon mijn huid niet tegen de lijm, waardoor het vreselijk begon te jeuken. Al met al had ik daar nog meer stress van dan van de kale plek. Ik probeerde nog een haarwerk dat mijn hele hoofd bedekte, maar dat was het ook niet. Het bleef een en al gedoe en geheimzinnigheid om de waarheid te verbergen.
Pas toen ik bij de psycholoog belandde, begon ik mezelf te accepteren zoals ik ben. Ik ging sporten, schilderen, en ondernam ieder weekend leuke dingen met vriendinnen. Eindelijk was ik happy met mezelf. Om de nieuwe ik een mooie start te geven, maakte ik een rigoureuze keuze: ik besloot mijn lange haren af te knippen. Sindsdien heb ik een lekker hip pixy-kapsel. Ik draag nu weer een haarstuk dat wordt verlijmd en overloopt in mijn echte haar, daardoor ziet het er heel natuurlijk uit. Elke tien dagen haal ik het los, dan was ik mijn hoofd – heerlijk! – en ga ik er met de tondeuse overheen. Daarna plak ik de boel weer vast. Hoewel het in de zomer wel sneller gaat ruiken, is dit voor mij de beste oplossing. Mijn haarstukken worden op maat gemaakt in China, ik koop ze met vier tegelijk voor 2400,- euro. Daar kan ik dan een jaar mee doen. Het is een smak geld, maar dat heb ik er graag voor over. Bovendien legt mijn moeder altijd wat bij, zij vindt dat ik het recht heb om er altijd mooi uit te zien. Ik ben blij dat ze begrijpt hoe belangrijk dat voor mij is. Door corona moest ik afgelopen jaar 8,5 maand wachten op mijn nieuwe voorraad, dat vond ik vreselijk – niks zo erg als moeten rondlopen met een versleten haarwerk.
Sinds ik dit haar heb, krijg ik veel complimenten. Dat is een boost voor mijn zelfvertrouwen, ik mag er echt wezen! Laatst verbaasde iemand zich er nog over dat mijn haar nog zo goed zat, ondanks de lockdown. Ik vertel niet iedereen meteen dat ik een haarwerk draag, maar het wordt wel steeds gemakkelijker. Over mijn trichotillomanie word ik ook langzaam wat opener. Ik merk dat mensen schrikken als ik het vertel, ze vinden het erg voor mij. Dat hoeft niet, na dertig jaar worstelen kan ik eindelijk zeggen dat ik mezelf accepteer zoals ik ben. Mijn trichotillomanie hoort erbij. De een bijt nagels, de ander peutert in zijn neus, ik doe dit. Ik hoop nog steeds dat ik er ooit helemaal mee kan stoppen, maar laat mijn levensgeluk er niet meer vanaf hangen. Het is wat het is. Ik heb geen geheimen meer, dat is een enorme bevrijding.”